Gedicht

 

Iemand moet zijn lichaam aandragen
en zijn geschiedenis vullen met ritmisch pulserend bloed.
Ik leg mij neer in de opening,
gewikkeld in dit gedicht als in een laken
en wacht tot het zand wordt gestort.
In de diepte leg ik mij neer
en luister naar de bewerking van grond
die vlees afgraast en langzaam door merg kruipt.
Dan moet iemand zeggen: ‘aarde’
en iemand gaat staan aan de rand.
Ook loopt hij alle woorden langs.
Zoemend als een wilde herinnering
klauwt taal zich vast aan het weefsel.
Maar zolang het bloeiende gras niet wortelt in de hoofdhuid
danst de beer niet in de stembanden,
iets hoger zoekend naar honing.
Zolang de schouderbladen de grond ondersteunen
en dan hun steen optillen en vergeten,
kan de bron van tranen niet opdrogen,
kunnen de bijen niet ontsnappen uit de schedel.
Iemand moet zeggen: ‘aarde’
en zijn lichaam verdwijnt tot de rand
van zijn naam, die zich voortzet,
die wordt voorgelezen – een tongdikte
verschil tussen adem en ik ben.

 

Maria van Daalen (The Netherlands, 1951 – ), from “Het Hotel”, 1994

 

Cover: Never Forever (Falk Richter and Total Brutal), still from the performance (courtesy Arno Declair)

Leave a Reply